Rasstandaard - Website van de Oude IJsselstroom

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu

Rasstandaard


Rasstandaard  Teckels


Dit artikel is gebaseerd op de FCI -standaard nr.148  en wordt gebruikt door de Internationale
Kynologenverenigingen.

We moeten het oordeel van een keurmeester altijd respecteren, maar er zijn keurmeesters en keurmeesters.
Als een keurmeester zich niet houdt aan de rassenstandaard, dan is het beter om een hond niet meer uit te brengen onder deze keurmeester. Dit omdat deze keurmeester dan waarschijnlijk weinig weet van het ras.

Algemene verschijning van de teckel



Algemene bouw van een teckel:

Lage, kortbenige langgestrekte , maar compacte gestalte, z eer gespierd, met drieste uitdagende hoofdhouding en attente gezichtsuitdrukking. Ondanks de in verhouding tot het lichaam korte ledematen, niet gebrekkig, plomp of in bewegingen beperkt, noch slap als een wezel, met een geslachtstypisch totaalbeeld

De hoogte van de hond:

Als de hond staat moeten we voor de hoogte 2 maten in ogenschouw nemen , nl. de hoogte vanaf de grond en de lengte van de hond.
Afgeleid van de standaard, de juiste verhouding is 1/3 van de grond tot het borstbeen en 2/3 vanaf het borstbeen tot aan de schoft.
In het plaatje is de verhouding weergegeven.



Eventuele afwijkingen:



figuur 1 geeft aan 1/4 afstand tot aan de grond; borst te laag bij de grond.
figuur 2 geeft aan 1/3 afstand tot aan de grond; ideaal beeld afgaande op de rassenstandaard.
figuur 2 geeft aan 2/5 afstand tot aan de grond; te hoog.
figuur 3 geeft aan 3/7 afstand tot aan de grond; te hoog.

Bij een bodemafstand van 1/3 van de schofthoogte, moet de lichaamslengte in harmonische verhouding staan tot de schofthoogte van ongeveer 1 op 1,8.
De lengte van de hond moet in verhouding staan tot de hoogte van de hond. Een te lange teckel heeft geen correcte rug. Een te korte teckel doet ons denken aan een terrier.

Gedrag en Karakter:
Vriendelijk van aard, noch angstig, nog agressief, met een evenwichtig temperament. Een gepassioneerde, vasthoudende, flinke jachthond met een fijne neus.

Het Hoofd:
Langgestrekt, van boven en van opzij gezien gelijkmatig tot de neusspiegel smaller wordend, echter niet puntig. Wenkbrauwen duidelijk uitkomend. Neuskraakbeen en neuspunt lang en smal.

Bovenschedel:
Eerst vlak, geleidelijk met slecht weinig aangeduide stop verlopend naar de gewelfde neusrug.

Stop:
alleen aangeduid

Aangezicht schedel:
Neusspiegel: goed ontwikkeld  De vang: ver te openen ,tot ter hoogte van de ogen gespleten
Kaken gebit : Sterk ontwikkelde boven- en onderkaak. Compleet gebit (42 tanden. Overeenkomstig de tandformule van een hond) met krachtig ,juist in elkaar grijpende hoektanden.
  



Het schaargebit heeft de voorkeur boven het tanggebit.



schaargebit



tanggebit

Lippen:
De lippen zijn strak gespannen, de onderkaak goed bedekkend.

De Ogen:
Middelgroot, ovaal, goed uit elkaar liggend, met heldere, energiekeen toch vriendelijke uitdrukking, niet stekend. Kleur glanzend donker roodbruin tot zwartbruin bij alle haarkleuren van de hond. Glas , vis-, of parelogen bij gevlekte honden zijn niet gewenst, echter wel te tolereren.

Het behang (oren):
Hoog, maar niet te ver naar voren aangezet, voldoende maar niet te overdreven lang, afgerond, niet smal, puntig of geplooid.
Bewegelijk, met de voorste rand dicht tegen de wang aanliggend.
  
De Hals:
Voldoende lang, gespierd, strak aanliggende keelhuid, licht gewelfde nek, vrij en hoog gedragen.

Lichaam:

Boven belijning:
Harmonisch verlopend van de hals naar de het licht afvallend kruis

Schoft:
Uitgesproken

Rug:
Na de hoge schoft is het verloop van de verdere borstwervels recht of met een lichte welving naar achteren verlopend

Lendenen:
Krachtig gespierd, voldoende lang

Kruis:
Licht afvallend

Borst:
Borstbeen goed geprononceerd en zo sterk vooruitspringend , dat aan beide zijden kuiltjes zichtbaar zijn. De borstkas is van voren gezien ovaal en van boven en opzij gezien ,zeer ruim Ze biedt aan hart en longen ruimte voor ontplooiing, ver naar achteren opgeribd.
Bij een goede lengte en hoekingen  van het schouderblad en opperarm, bedekt de voorpoot het diepste punt van de borst.

Onderbelijning en buik:

licht opgetrokken

Staart:
Niet te hoog aangezet, in het verlengde van de ruglijn gedragen. In het laatste derde deel van de staart is een lichte kromming toegestaan.



Ledematen

Voorhand:
Algemeen:
Sterk gespierd , goed gehoekt, van voren gezien droge, rechte voorbenen met goed sterk bot en  naar voren gerichte voeten.

Schouders:
Zichtbaar gespierd. Lang, schuin liggend schouderblad, vast tegen de borstkas aanliggend.

Opperarm:

Van gelijke lengte als het schouderblad , nagenoeg in een rechte hoek hiermee staand, sterk van bot en goed gespierd, tegen de ribben aanliggend , maar vrij in beweging.

Ellebogen:
Niet naar binnen , noch naar buiten draaiend.

Onderarm:
Kort, echter wel zo lang dat de bodemafstand van de hond ongeveer eenderde van de schofthoogte bedraagt. Zo recht mogelijk.

Polsgewricht:
De polsen staan wat dichter bij elkaar dan de schoudergewrichten.

Voor- middenvoet:
De voor middenvoet mag, van opzij gezien niet steil, noch opvallend naar voren gericht zijn

Voorvoeten:
Vijf goed tegen elkaar liggende tenen, met krachtige eeltkussens en korte , sterke nagels. Vier tenen zitten aan de voet de vijfde is korter.

Achterhand
Algemeen:
Sterk gespierd, in goede verhouding met de voorhand. Knie en spronggewrichten sterk gehoekt, achterbenen parallel, niet nauw, noch wijd uit elkaar staand.

Bovenbeen:
Moet van goede lengte en sterk gespierd zijn.

Kniegewricht:
Breed en sterk, met uitgesproken hoekingen

Onderbeen:
Kort, bij benadering en rechte hoek vormend met het bovenbeen.

Spronggewricht:
krachtig en goed gehoekt

Achter- midddenvoet:
Relatief lang, bewegelijk ten opzichte van het onderbeen, licht naar voren gebogen.

Achtervoeten:
Vier strakke tegen elkaar liggende tenen , goed gewelfd. Vol op de krachtige zolen steunend

Gangwerk:
De beweging moet ruim uitgrijpend, vloeiend en energiek zijn, met ruime , dicht bij de bodem liggende passen , krachtige stuwing en een licht veerkrachtige overbrenging naar de ruglijn. De staart moet daarbij in harmonische verlenging van de ruglijn, licht afvallend gedragen worden. In actie zijn voor en achterhand parallel uitgrijpend. Voor niet bodemen, noch peddelend, de voeten niet nauw, noch wijd. Achter niet nauw noch wijd. Niet koehakkig, noch rond.



Huid:
Strak aanliggend

Beharing:
Met uitzondering van de vang, wenkbrauwen en oren op het hele lichaam van onderwol voorzien , volkomen gelijkmatig aanliggend , dicht, draadachtig dekhaar. Aan de snuit toont zich een uitgesproken duidelijke baard. De wenkbrauwen zijn borstelig. De oren zijn korter behaard dan het lichaam, bijna glad. De staart is goed en gelijkmatig aanliggend behaard.

Kleur:
Overwegend wildzwijnkleurig, verder geldt hetzelfde als voor de andere kleuren.

Grootte en gewicht:

•Teckel    borstomvang boven de 35 cm
•Dwergteckel borstomvang 30 tot 35 cm op een leeftijd van ten minste 15 maanden gemeten.
•Kaninchen teckel borstomvang tot 30 cm op een leeftijd van ten minste 15 maanden gemeten.

Gewicht Teckel : bovengrens ongeveer 9 kg

FOUTEN

Alle afwijkingen van bovengenoemde punten moeten worden aangerekend als fout. De kwalificatie moet in verhouding staan tot de graad van de afwijking  
•Ontbreken 2 P1-en (premolaren 1) of de beide M3-en (molaren 3), dan is dat niet als een fout aan te merken. Mist naast de twee P1-en een M3 of mist naast de beide M3-en en P1, dan moet dit wel als fout worden aangerekend.

Zware fouten  
•zwakke , hoogbenige of over de grond slepende gestalte.
•Andere gebitsfouten als onder  fouten resp. uitsluitende fouten beschreven.
•Glasogen bij andere dan gevlekte honden
•In de schouders hangend lichaam
•Zadelrug , karperrug




•Zwakke lendepartij
•Overbouwd zijn (het kruis hoger dan de schoft)
•Te zwakke borstkas
•Windhondachtige opgetrokken flanken
•Slecht gehoekte voor of achterhand
•Smalle slecht bespierde achterhand
•Koehakkig of O-benig



•Binnenwaarts of te ver naar buiten draaiende voeten.
•Spreid tenen
•Moeilijk, onbeholpen, schommelende gang

Foute beharing  
•Te zacht haar ,te kort of te lang
•Lang haar , naar alle kanten van het lichaam uitstaand.
•Krullend of golvend haar
•Zacht haar aan het hoofd
•Staart met vlag
•Het missen van een baard
•Het missen van onderwol
•Kortharigheid


Uitsluitende fouten
   
•Onder- en bovenbijter , kruisgebit



overbijter                



onderbijter
•verkeerde stand van de hoektanden en de onderkaak
•Ontbreken van een of meerdere hoektanden of 1 der snijtanden
•Ontbreken van andere kiezen (premolaren of molaren) boven de onder fouten beschreven twee P1-en en een M3, resp. twee M3-en en een P1
•Afgezet borstbeen
•Alle staartfouten

  diverse mogelijke afwijkingen in de staart

•Zeer losse schouders
•Knikken in front (polsgewrichten)
•Zwarte kleur zonder brand, witte kleur met of zonder brand
•zeer angstige of agressieve dieren

N.B.
Reuen moeten twee normaal duidelijk ontwikkelde teelballen tonen, die compleet in het scrotum zijn ingedaald.
  

 

Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu